Dieren in Noorwegen

Noorwegen is een land van natuurschoon, daardoor ook een ideaal oord voor dieren. Het land kent dan ook een grote verscheidenheid aan dieren, waaronder de bekende eland. Wil je deze Noorse dieren zien tijdens je rondreis naar Noorwegen? Lees dan meer over deze mooie diersoorten.

Verschillende wilde dieren in Noorwegen

Noorwegen kent vele uilensoorten. De uil komt in diverse gebieden van Noorwegen voor, zoals rondom de Noorse steden Stavanger en Oslo. Ook de oehoe die met 70 cm grote de grootste uilensoort is. Een groot en bekend dier is natuurlijk de eland in Noorwegen. De eland komt voornamelijk in het hoge noorden voor. Naast dat zij in het wild leven hebben de daar wonende Lappen de eland getemd en gebruiken zij deze als vee. De eland is een hertensoort en wel de grootste.

De eland is een zeer groot dier met een opmerkelijke snuit. De vacht is ruw en grijsbruin van kleur. De rui valt in de lente. De poten zijn lang om in diepe sneeuw te kunnen lopen en zijn grijzig wit. Bij vrouwtjes (koeien) loopt deze kleur over tot bij de staart. Volwassen mannetjes (stieren) hebben een baard en een gewei. Elanden hebben een sterk ontwikkeld reuk- en gehoororgaan. Het zicht is echter beperkt.

De eland heeft een kop-romplengte van 200 tot 290 centimeter. Het vrouwtje is ongeveer 25% kleiner dan het mannetje. Het mannetje heeft een schofthoogte van 180 tot 220 centimeter en een lichaamsgewicht van 320 tot 800 kilogram, het vrouwtje een schoft van 150 tot 170 centimeter en een gewicht van 275 tot 375 kilogram. De staart is vrij klein, en wordt slechts 7 tot 10 centimeter lang. Het gewei kan gemakkelijk een spanwijdte bereiken van 2 meter.

Elandstieren hebben over het algemeen een breed, bladvormig schoffelgewei met korte uitsteeksels, maar er zijn ook individuen met een takvormig stanggewei. Het voorkomen van beide typen is geografisch bepaald: zo hebben stieren in Zuid-Scandinavië vaker een stanggewei en in Noord-Scandinavië vaker een schoffelgewei.

Met name grote schoffelgeweien zijn geliefde jachttrofeeën. Het gewei wordt ieder jaar tussen december en maart afgeworpen. In april zal het weer aangroeien, en in augustus of september of oktober wordt de basthuid afgeschuurd. (Bron : Wikipedia)

Een ander dier in Noorwegen is de muskusos. Deze komt niet van origine voor maar is rond 1940 ingevoerd.De muskusos is een plomp dier met een grote kop en een brede snuit. Beide geslachten hebben hoorns. Deze hoorns zijn aan de basis breed en dik, buigen langs de kop naar beneden en aan de punt weer omhoog. De hoorns van mannetjes zijn breder dan die van vrouwtjes. Ze hebben een erg langharige vacht, bestaande uit haren van zo’n 70 centimeter lang. Deze vacht bedekt de staart en de oren, en hangt ‘s winters tot op de brede hoeven. De vacht is in het zomerse weer in Noorwegen donkerbruin en ‘s winters zwartbruin. tussen april en juni verliest de muskusos de dikkere wintervacht.

De muskusos weegt 225 tot 400 kilogram. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Mannetjes hebben een kop-romplengte van 200 tot 245 centimeter, vrouwtjes tot 190 centimeter. De schofthoogte is bij mannetjes 130 tot 165 centimeter, bij vrouwtjes tot 110 centimeter. De langebehaarde staart is tien tot twaalf centimeter lang. (Bron : Wikipedia)

De bruine beer wordt ook in Noorwegen gesignaleerd. De bruine beer behoort tot de familie van de grote beren. Het is de beer met het grootste verspreidingsgebied. In Europa komt hij echter alleen nog maar voor in Scandinavië. De bruine beer is een solitair levend dier met een slecht gezichtsvermogen, maar een uitstekende reuk en een prima gehoor. Hij is tamelijk trouw aan zijn woongebied en bewoont een eigen territorium, dat met 500 à 2500 ha niet eens zo bijzonder groot is.

Beren zijn echter uitstekende wandelaars met een flink uithoudingsvermogen, die over grote afstanden kunnen trekken. Ze kunnen goed zwemmen. De jongen klimmen meer in bomen dan de volwassenen. Onder normale omstandigheden zijn ze zowel overdag als ‘s nachts actief. In gebieden waar ze belaagd of verstoord worden, gaan ze uitsluitend ‘s nachts op pad.

Lynx. De lynxen (Lynx) vormen een geslacht van een aantal middelgrote katten uit de familie der katachtigen (Felidae). In oudere classificaties wordt dit geslacht beschouwd als een ondergeslacht van het geslacht Felis. Lynxen hebben brede, gevoerde poten om over sneeuw te kunnen lopen. Lynxen komen voor in Europa, Azië en Noord-Amerika, voornamelijk in bergachtige streken en naaldbossen, alhoewel de rode lynx in een grote variëteit aan habitats voorkomt.

Door de jacht en verdrijving uit hun leefgebied zijn deze katten met hun kenmerkende oorpluimen tegenwoordig vrij zeldzaam geworden. De meeste lynxen zijn solitair, hoewel ze soms in troepen op jacht gaan. Ze worden onderverdeeld in twee tot vier soorten. (Bron : Wikipedia)

De poolvos (Vulpes lagopus) is een zoogdier dat behoort tot de familie van de hondachtigen (Canidae) en daarbinnen tot het geslacht Vulpes. Het is een vos die zich heeft aangepast aan het leven op de toendra. De soort wordt soms in een apart geslacht geplaatst, Alopex.

Ook wordt hij aangetroffen in de alpiene toendra van het gebergte van Scandinavië.De poolvos wordt bejaagd voor het bont, zowel door pelsdierjagers als door inheemse volkeren, als de  Saami (bron : wikipedia)

Poolhaas. De poolhaas (Lepus arcticus) is een haas die ‘s zomers grijsbruin en ‘s winters spierwit is, maar de puntjes van de oren en de voetzolen blijven het hele jaar door zwart. Poolhazen zwerven boven de boomgrens over de toendra’s. De poolhaas is 40 tot 60 cm groot en heeft een staart die 5 tot 10 cm lang is. Hij weegt 2,5 tot 7 kg, wat veel meer is dan huiskonijnen (1,8-4 kg). (Bron : Wikipedia)

Lemming. De berglemming (Lemmus lemmus) is de bekendste lemmingsoort. Deze soort komt alleen voor in Scandinavië. Berglemmingen hebben een gedrongen lijf met een bonte tekening, die kan variëren per individu, maar altijd in een patroon van zwart, geel en geelbruin. Hij wordt tot 130 gram zwaar, 70 tot 155 mm lang, met een klein staartje van 10 tot 19 mm. Berglemmingen zijn typische knaagdieren van de toendra. Ze komen ook voor in bergen, boven de boomgrens, en in nabijgelegen berken- en dennenbossen. Ze eten gras, zegge en mos. ‘s Winters maken berglemmingen ingewikkelde tunnels onder het sneeuw, waar ze naar voedsel zoeken, en nesten van mos en gras maken. Bij dooi komen deze tunnels bloot te liggen. ‘s Zomers maken ze tunnels onder stenen en mos. In de lente, als de sneeuw nog niet gesmolten is, begint het paarseizoen. Na een draagtijd van 16 tot 23 dagen worden 2 tot 13 jongen geboren (gemiddeld 5 tot 8). De berglemming heeft 8 tepels. Vrouwtjes zijn seksueel volwassen na 14 dagen, mannetjes na ongeveer 21 dagen. Drie tot vier weken na de eerste worp kan een vrouwtje opnieuw werpen. Meestal heeft een vrouwtje 6 worpen per jaar.

Lemmingen kunnen tot 2 jaar oud worden. Lemmingen staan bekend om hun bevolkingsexplosies. Als de populatie klein is, zitten er hoogstens 3 tot 5 dieren per hectare, maar na een bevolkingsexplosie kan het aantal oplopen tot 330 dieren per hectare. Een jaar met zo’n bevolkingsexplosie wordt een ‘lemmingjaar’ genoemd. Lemmingjaren komen in een cyclus van 2 tot 4 jaar voor. Na een bevolkingsexplosie gaan de dieren trekken. Berglemmingen zijn goede zwemmers. Voor meer informatie, zie lemmingen. (Bron : Wikipedia)

Naast deze landdieren kent Noorwegen een uitgebreide vogelfamilie, wel 200 soorten bevolken de eilanden voor de kust en de bossen in het binnenland.

En natuurlijk veel vis zoals zalm, forel, koolvis, kabeljouw en makreel. Deze vind je in de vele meren van Noorwegen maar natuurlijk ook in en rondom de prachtige Noorse fjorden. Naast dat Noorwegen een perfect land is voor de sportvisser, staat de plaats Bergen in Noorwegen bekend om zijn unieke vismarkt.